Door te kijken naar spullen leer je over de mensen die ze gebruiken: hoe ze leven en hoe ze met elkaar omgaan. Welke spullen gebruiken de leerlingen vaak? Zijn er leerlingen die graag gamen, instagrammen, berichtjes sturen via de telefoon? Toon op het digibord de tijdlijn, deze loopt grotendeels van 1940 tot nu. Wanneer waren hun (groot)ouders kind en wanneer zijzelf? Deel de kaartjes met communicatiemiddelen uit en bespreek ze. Bij onbekende voorwerpen: waar werd dit eigenlijk voor gebruikt?

• Brief- E-mail- Whatsapp
• Antieke telefoon – vaste telefoon – draadloze telefoon - mobiele telefoon – smartphone
• Grammofoon- Platenspeler- Cd-speler - iPod
• Radio - Film- Jaren ’50 televisie – Platte televisie - Computer - iPad

Deze voorwerpen hebben te maken met de manier waarop mensen met elkaar communiceren. Er veranderde in de tijd van hun (groot)ouders in hoog tempo veel op het gebied van communicatiemiddelen. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop we met elkaar omgaan. Op dit moment zitten we zelfs midden in een ‘digitale revolutie’. Welke apparaten vinden ze zelf fijn om te gebruiken? Stel je voor dat je die spullen niet had, hoe is het leven dan?

Bespreek de invloed van de communicatiewijze op de manier waarop we met elkaar omgaan. Vroeger schreven mensen brieven. Het duurde langer voor het aankwam: informatie was niet meer actueel, mensen hadden minder contact met mensen die ver weg waren. Niet iedereen had een telefoon en bellen was duur. Telefoon stond thuis op een vaste plek. Je was niet altijd bereikbaar. Informatie was op beperkte media beschikbaar en die informatie werd geduid door journalisten en deskundigen. Nu kan iedereen op verschillende plekken vertellen wat ze zagen en wat ze daarvan vonden. Er is in de afgelopen 70 jaar (de tijd dat hun (groot)ouders opgroeiden) veel veranderd in de manier waarop we met elkaar omgaan en hoe we ons informeren. Over 20 jaar hebben de leerlingen misschien wel kinderen. Verandert er ook zo veel in de komende 20 jaar?