Hoe is het om keuzes te maken in oorlogstijd? Bekijk de film Keuzes maken. Vraag: je bent op weg naar huis. Je had je moeder beloofd op tijd thuis te zijn. Je ziet een jongetje rennen en struikelen op de grond. Hij blijft liggen en huilt. Wat doe je?
A) Je stopt en probeert het jongetje te helpen. Dan maar te laat en misschien een boze moeder.
B) Je denkt: ‘ik mag niet te laat komen’ en je fietst door.
C) Je rent naar het dichtstbijzijnde huis, en hoopt dat iemand thuis is om te helpen.
D) Je hebt geen idee wat je zou doen.
Vraag: wie kiest er voor antwoord a/b/c/d? Waarom? Benadruk dat iedereen andere keuzes maakt. Kinderen met antwoord c kiezen ervoor om hulp te zoeken. Dat is in onze tijd normaal. Maar hoe was dit in de oorlog? Kon je toen ook iedereen om hulp vragen? Bespreek hoe dat voor Nederlanders was in oorlogstijd: Nazi-Duitsland nam de macht over in ons land. Zij bepaalden de regels zonder dit te overleggen met de burgers. Ineens waren gezagdragers niet meer de mensen die je hielpen, maar waren het mensen voor wie je bang was. Hoe moet je daarmee omgaan? De mensen reageerden daar verschillend op.
Vraag: Je loopt op straat. Je ziet hoe een jongeman een vrouw omverduwt en haar handtas afpakt. De vrouw gilt: ‘Houd de dief! De jongeman rent met de handtas jouw kant op. Wat doe je?
A) Je gaat in de weg staan van de dief.
B) Je belt het alarmnummer 112.
C) Je loopt gauw de andere kant op.
D) Je hebt geen idee wat je zou doen.
Inventariseer de antwoorden. Benadruk dat de keuze best lastig te maken is. Is die man niet gevaarlijk? Als je opkomt voor die vrouw: kom je dan zelf niet in gevaar? En wat als je niets doet, komt die jonge man dan zo maar weg met zijn gedrag? En kan hij ook andere mensen bestelen? Ook in de oorlog kwamen mensen veel voor moeilijke keuzes te staan. In de oorlog kozen de meeste mensen niet voor actief verzet tegen de Duitsers en hun anti-Joodse maatregelen. Bespreek waarom mensen dat niet deden. Bedenk meerdere redenen, bijvoorbeeld: angst; ‘maakt niet uit wat ik doe’; proberen gewoon door te leven; eens met NSB/Nazi’s.
Toch waren er ook mensen die op hun eigen manier in verzet gingen. Bedenk soorten verzet, bijvoorbeeld: niet reageren op de oproepen van Duitsers; stiekem kranten drukken; onderdak bieden aan joden, verzetsmensen of jonge mannen die niet voor de Duitsers wilden werken; gewapend verzet; Februaristaking. Alle verzetsdaden deden mensen met gevaar voor eigen leven. Waarom deden deze mensen dat?
Niet iedereen was tegen de bezetter. Er waren ook mensen die ervoor kozen de bezetter te helpen. Waarom steunden deze mensen de bezetter? Bedenk redenen hiervoor: er zelf beter van worden; oplossing voor armoede en werkeloosheid.