Home Mijn huis staat in...
Achtergrondinformatie Industrialisatie
Achtergrondinformatie Industrialisatie
Mijn huis staat in... - Jaar 7

Industrialisatie

De negentiende eeuw noemen we de tijd van burgers en stoommachines. In deze tijd werd de stoommachine uitgevonden. Het was een tijd waarin mensen nog meer nieuwe dingen bedachten. Zo reden de eerste fiets en auto over de weg en zijn fotografie, film en ook de telegraaf en telefoon in die tijd uitgevonden. 

Stoommachine
Een van de uitvindingen was de stoommachine. De stoommachine dreef andere machines aan die bijvoorbeeld garen sponnen en stoffen weefden in een textielfabriek. Voor deze uitvinding gebeurde dit vaak met de hand of met de hulp van dier-, water- of zwaartekracht. Er waren ook mobiele stoommachines. Dat waren kleine machines die op een voertuig werden gezet. Zo ontstonden de eerste stoomlocomotieven, stoomboten en stoomauto’s. Spoorlijnen werden aangelegd en windmolens werden vervangen door stoomgemalen. Al deze ontwikkelingen maakten het mogelijk dat mensen sneller konden reizen en meer konden produceren. Omdat de veranderingen zo’n grote invloed hadden op de manier van leven, noem je deze ontwikkeling ook wel de industriële revolutie.

Infrastructuur
Tot de 19de eeuw produceerden de mensen de producten op spierkracht van mens en/of dier. Kleine fabrieken stonden dan ook vaak langs rivieren en kanalen om zo van de waterkracht gebruik te kunnen maken. Vanaf de komst van de stoommachines was deze plek nog steeds handig omdat schippers via het water de grondstoffen voor de producten en brandstof konden vervoeren en ze in de boot de producten naar de afnemers konden brengen. Omdat je over water goederen makkelijk kon vervoeren, legden mensen in de 19de eeuw kanalen aan. Hierdoor konden schippers meer plekken in Nederland bereiken.
Na de uitvinding van de stoomtrein kwam ook de eerste spoorlijn. Deze werd in 1839 in Nederland aangelegd en liep tussen Amsterdam en Haarlem. Omdat nu ook goederentreinen grondstoffen en producten naar fabrieken vervoerden, kwamen er in de steden ook fabrieken. Steeds meer mensen gingen in de stad wonen om in de fabrieken te gaan werken. In ijltempo bouwden ze huizen voor deze nieuwe arbeiders. Maar omdat er niet genoeg geld of tijd was om degelijke huizen te bouwen waren deze huizen meestal krotten. 

Kinderarbeid
Niet alleen de woonomstandigheden van de arbeiders waren slecht, ook hun werk was ongezond. Arbeiders maakten hele lange dagen en kregen weinig loon. De fabriekseigenaar bepaalde zelf hoe veel uur de arbeiders per dag moesten werken en hoe veel geld hij daarvoor wilde geven. Er werkten ook heel veel kinderen in de fabrieken want het was in die tijd heel normaal dat kinderen hun ouders hielpen. Zo ging het al eeuwenlang, kinderen werkten mee op het land, in de winkel of in de werkplaats. Dus met de komst van de fabrieksarbeid namen ouders de kinderen ook mee naar de fabriek. Maar in de fabriek was het werk door al die machines en lange dagen gevaarlijk en ongezond. Kinderen moesten tot wel 16 uur werken op een dag. Veel mensen vonden dit niet goed. Daarom verbood het Rijk in 1874 kinderarbeid. Vanaf toen mochten kinderen jonger dan 12 jaar niet meer in de fabriek werken. Kinderen van 12 tot 16 jaar mochten niet meer dan 11 uur op een dag werken. Het was de eerste stap om de rechten van arbeiders te verbeteren. 

Huisnijverheid en landbouw
Al eeuwenlang werkten de meeste mensen in Nederland in de landbouw of huisnijverheid. Door de industrialisatie kwam daar verandering in. De mensen waren gewend om te werken voor eigen behoefte, denk hierbij aan een moestuin voor eigen gebruik en het houden van een geit of varken. Ook het naaien van kleren deden mensen thuis. Als er iets overbleef dan ruilden de mensen het overschot met de buren voor weer andere goederen of verkochten ze het op de markt. Zo werkten de meeste boeren ook. Boeren produceerden vooral voor eigen gebruik: voor zichzelf en de dieren op het bedrijf. Het deel wat overbleef verkochten ze, bijvoorbeeld op de markt. Met het geld dat ze verdienden kochten ze andere dingen die ze nodig hadden: gereedschappen, kleding, loon aan arbeiders. Tot aan de jaren vijftig van de vorige eeuw deden veel boeren het werk met de hand. Hij had een paard die hielp bij het zware werk op het land. Na de Tweede Wereldoorlog kwam er door de hulp van het Amerikaanse Marshallplangeld vrij voor machines om het land te bewerken. Hierdoor konden de boeren meer produceren. De handel in voedsel nam een vlucht. 

reizenindetijd.nl gebruikt cookies om deze website te verbeteren. De data uit Google Analytics delen we niet met derden. De data uit Google Analytics bewaren we drie jaar. Klik rechts op accepteren of lees de privacyverklaring van Erfgoed Gelderland die ook van toepassing is op deze website.
Accepteren
Cookie instellingen